Veterinair handelen |
1. De dierenarts is in staat veterinaire werkzaamheden adequaat uit te voeren. |
2. De dierenarts in staat adequaat te kunnen handelen tijdens spoedeisende veterinaire situaties. |
Toelichting
De dierenarts bezit een breed kennis- en vaardighedenpakket uit het veterinaire domein en past deze
toe in zijn werkzaamheden, binnen en buiten de praktijk. De dierenarts werkt conform de actuele
professionele standaard (Code voor de Dierenarts, Good Veterinary Practice, Richtlijnen Veterinair
Handelen, Formularia) en zoveel mogelijk “evidence based”, methodisch, ethisch onderbouwd en
kostenbewust. In spoedsituaties verleent de dierenarts, met inachtneming van de grenzen van de eigen
veterinaire deskundigheid en bekwaamheid, direct eerste hulp en draagt, indien nodig, vervolgens de
casus over aan een collega. De dierenarts voert bedrijfsbezoeken uit en biedt de dierhouder
veterinaire begeleiding.
De dierenarts verzamelt gegevens gebruikmakend van een juist uitgevoerde (bedrijfs-)anamnese,
(lichamelijk) onderzoek en aan de hand van kengetallen. Hij/zij interpreteert de gegevens, schat de
bevindingen in naar relevantie en risico, maakt een probleemanalyse en gebruikt deze als uitgangspunt
voor eventueel verder onderzoek of (preventieve) interventie. Aanvullende onderzoeken worden, indien
nodig, op systematische wijze uitgevoerd en geïnterpreteerd.
Onderzoeksresultaten worden in onderlinge samenhang geïnterpreteerd. Op basis van deze interpretatie
stelt de dierenarts een (differentiaal-) diagnose op. Op basis van de (differentiaal-) diagnose
neemt de dierenarts de optimale (klinische) beslissingen (therapie, preventieve maatregelen, advies,
bedrijfsgezondheidsplan, verder onderzoek, euthanasie) en stelt een prognose.
De dierenarts is in staat, met inachtneming van de grenzen van de eigen veterinaire deskundigheid en
bekwaamheid, eerstelijns diergeneeskundige (chirurgische) handelingen lege artis uit te voeren.
Daarbij wordt gestreefd naar een optimale patiëntveiligheid, bijvoorbeeld door het bewaken van de
anesthesie en steriliteit. In het geval van een medicinale therapie kiest de dierenarts op een
onderbouwde en verantwoorde wijze het (dier)geneesmiddel, dosering en toedieningwijze. Hij/zij is in
staat deze informatie omtrent het verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen over te brengen op
cliënten en collega’s. De dierenarts geeft op een onderbouwde en verantwoorde wijze advies omtrent
gezondheidsbevorderende, non-medicinale therapieën zoals voeding, gedragstherapie en complementaire
behandelingen. Indien noodzakelijk voert de dierenarts een euthanasie/noodslachting uit. In alle
gevallen houdt de dierenarts rekening met de volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en
diergezondheid, maar ook met de eigen gezondheid en welzijn en die van de personen in zijn/haar
omgeving.
De dierenarts consulteert een collega en/of draagt de casus over in de volgende gevallen:
- indien er geen goede beslissing genomen kan worden op basis van de beschikbare gegevens of de
benodigde gegevens niet verzameld kunnen worden;
- als de dierenarts zichzelf niet deskundig of bekwaam genoeg acht voor het uitvoeren van de
interventie.
De dierenarts controleert of de gekozen beslissing en bijbehorende uitvoering van voldoende kwaliteit
zijn en het beoogde effect bereikt wordt, ook in het geval van een doorverwijzing. Indien nodig wordt
het plan voor de interventie bijgesteld. Incidenten worden gemeld aan de daarvoor toegewezen
instanties en belanghebbenden, en geadministreerd ten behoeve van kwaliteitsbevordering.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.1.4 t/m 6.1.9 ; 6.2.1 t/m 6.2.7 ; 6.3.1 en 6.3.2 ; 6.4.1 t/m 6.4.8 ; 6.5.1 t/m 6.5.3 ; 6.5.6 t/m 6.5.17 ;
6.6.1 t/m 6.6.7 ; 6.7.1 t/m 6.7.7 ; 6.8.1 t/m 6.8.4 ; 6.8.6 t/m 6.8.8 ; 6.9.1 ; 6.9.2 ; 7.2.13 t/m 7.2.15
; 7.2.17 ; 8.1.1 ; 8.3.6 ; 8.3.9 ; 8.4.7 ; 9.1.7 ; 9.1.21 t/m 9.1.28 ; 9.2.1 ; 9.2.2 ; 9.2.4 t/m 9.2.8 ;
9.3.3 t/m 9.3.10
|
Communiceren |
3. De dierenarts is in staat effectief te communiceren met cliënten, collega’s*, en derden. |
4. De dierenarts is in staat functionele relaties aan te gaan en te onderhouden. |
Toelichtingandere dierenartsen, paraveterinairen, assistenten, praktijkmanagers, werknemers, werkgevers, stagiaires etc.
De dierenarts gebruikt verbale, non-verbale en schriftelijke communicatieve vaardigheden om regie te voeren op
volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid. De dierenarts gaat op basis van wederzijds begrip,
empathie en respect, doeltreffende relaties aan met cliënten, collega’s en derden en onderhoudt deze relaties. In gesprekken
met cliënten, collega’s en derden past de dierenarts basale en waar nodig meer complexe gespreksvaardigheden toe om
een boodschap adequaat over te brengen en waar nodig de ander te overtuigen. Tevens gebruikt de dierenarts deze vaardigheden
om goed te luisteren en de boodschap van de andere partij helder te krijgen, ook in gevallen waarin de dierenarts of de
andere partij wordt beïnvloed door emoties en/of het bericht slecht nieuws betreft. In zijn/haar communicatie bewaart de
dierenarts een goed evenwicht tussen professionele en persoonlijke rollen en toont respect voor intermenselijke
verschillen.
De dierenarts informeert en adviseert cliënten, collega’s en derden, zowel mondeling als schriftelijk, op juiste wijze over
onderzoeken, bevindingen, interventies en prognoses. Zowel vooraf, tijdens als na zijn of haar veterinair handelen. De
dierenarts draagt zorg voor rapportage van onderzoeken en interventies en legt deze informatie vast in een
administratiesysteem ten behoeve van overdracht, productieregistratie, diergeneesmiddelenregistratie en financiële
administratie. In adviesgesprekken weet de dierenarts de andere partij gefundeerde opties inclusief consequenties voor
te leggen. In de communicatie richting cliënten over interventies streeft de dierenarts naar nakoming van zijn adviezen
en, indien van toepassing, naar de meest optimale therapietrouwheid.
Op het gebied van het gebruik van nieuwe media weet de dierenarts onderbouwde keuzes te maken, die bijdragen aan
persoonlijke doelstellingen en de doelstellingen van de organisatie waarin de dierenarts werkzaam is. In zijn/haar
communicatie gaat de dierenarts vertrouwelijk om met de gegevens van de organisatie, cliënten, collega’s en derden.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.6.5 ; 6.8.4 t/m 6.8.7 ; 8.1.2 ; 8.2.1 ; 8.2.2 ; 9.1.1 ; 9.3.2
|
Samenwerken |
5. De dierenarts is in staat effectief samen te werken met cliënten, collega’s* en derden binnen en buiten de eigen organisatie. |
6. De dierenarts is in staat cliënten, collega’s en derden doeltreffend te begeleiden. |
Toelichting
*andere dierenartsen, paraveterinairen, assistenten, praktijkmanagers, werknemers, werkgevers, stagiaires etc.
De dierenarts bouwt een doeltreffende samenwerking op met cliënten, collega’s en derden binnen en buiten de eigen
organisatie en werkt adequaat samen in multidisciplinair verband om te komen tot optimale veterinaire zorg.
De dierenarts werkt samen met alle belanghebbenden in zijn vakgebied teneinde de regie te kunnen voeren op
volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid.
Binnen samenwerkingsverbanden weet de dierenarts afspraken te maken, en daarnaast zichzelf en anderen aan deze afspraken
te houden. De dierenarts is op de hoogte van de rol- en taakverdeling binnen het samenwerkingsverband en schikt zich naar
deze verdeling. Binnen de samenwerking kan de dierenarts zijn eigen belangen kenbaar maken en houdt hij/zij rekening met
de belangen van anderen. Hij/zij weet cliënten, collega’s en derden te motiveren tot het behalen van een optimaal resultaat.
De dierenarts herkent factoren en conflicten die doeltreffende samenwerking in de weg staan en maakt deze bespreekbaar.
Binnen de samenwerking weet de dierenarts tijdig de hulp in te roepen van cliënten, collega’s en derden.
In een leidinggevende rol weet de dierenarts collega’s adequaat te begeleiden, duidelijk en eenduidig aan te sturen en op
juiste wijze feedback te geven. Daartoe beschikt de dierenarts over basale coachingsvaardigheden. Hij/zij werkt op
correcte wijze samen met concurrenten en toont verbondenheid met de beroepsgroep. De dierenarts draagt bij aan een
positief beeld en verbetering van de beroepsgroep.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.9.2 ; 6.11.1 ; 8.4.1 ; 8.4.6 ; 8.4.8 ; 8.4.9 ; 9.3.1 ; 9.3.2
|
Ondernemen |
7. De dierenarts is in staat de eigen werkzaamheden te plannen en te organiseren. |
8. De dierenarts is in staat een basale efficiënte bedrijfsvoering te voeren. |
9. De dierenarts is in staat een verantwoorde en transparante kwaliteitszorg in een organisatie te waarborgen. |
10. De dierenarts is in staat de apotheek en productvoorraden conform kwaliteitsnormen te beheren. |
Toelichting
Op het niveau van zijn of haar individuele handelen organiseert de dierenarts op gestructureerde en gedisciplineerde
wijze de eigen veterinaire werkzaamheden. Daartoe bereidt de dierenarts, indien mogelijk, zich zo goed mogelijk voor.
De dierenarts weet een tijdsplanning voor de korte en de lange termijn te maken en is in staat zich aan de eigen planning
en die van zijn of haar organisatie te houden. Daarnaast weet de dierenarts zijn eigen bereikbaarheid te organiseren.
De dierenarts beschikt over een goed organisatiebewustzijn. Klachten worden door de dierenarts correct en naar
tevredenheid van de belanghebbenden afgehandeld, en helder en transparant gerapporteerd en geadministreerd. De
dierenarts heeft kennis van de geldende wet- en regelgeving en handelt ernaar, zowel binnen en buiten de eigen
organisatie. De dierenarts neemt verantwoordelijkheid voor de personen die hij/zij aanstuurt. De dierenarts is
in staat zijn/haar meerwaarde, en die van anderen, voor de organisatie te bepalen.
Op het niveau van de (praktijk)organisatie draagt de dierenarts bij aan het behalen van de (strategische) lange en korte
termijn doelen van de onderneming/instelling. De dierenarts is in staat deze doelen te relateren aan de eigen persoonlijke
doelstellingen. Hij/zij is in staat de missie en de visie (filosofie) van de organisatie onderbouwd te formuleren en uit
te dragen binnen de praktijk en naar externe partijen. De dierenarts maakt en houdt zich aan prestatieafspraken ten
aanzien van de kwalitatieve en kwantitatieve productie op organisatieniveau. Tevens werkt hij/zij mee aan activiteiten
gericht op organisatieontwikkeling en kwaliteitsverbetering van de organisatie.
De dierenarts heeft, afhankelijk van zijn/haar rol in de organisatie (werkgever / werknemer), kennis van basale
taakgerichte en procesgerichte managementprincipes (bedrijfsplan, kwaliteitszorg, bedrijfsprocessen, personeelsmanagement,
ICT, financiering) en kan deze toepassen en kritisch beschouwen. Hij/zij is in staat economische basisprincipes toe
te passen en weet de economische positie van de dierenarts te duiden en transparant te maken. Daartoe is basiskennis
over kosten en opbrengsten noodzakelijk. Hierdoor is de dierenarts in staat een reële kosten(in)schatting te maken en
heeft hij/zij inzicht in welke factoren invloed hebben op winstgevendheid, bijvoorbeeld bij het geven van kortingen.
De dierenarts heeft een gepaste commerciële instelling en is, indien van toepassing, betrokken bij marketingactiviteiten
en neemt initiatieven/doet voorstellen op dit gebied. Indien van toepassing maakt de dierenarts onderbouwde keuzes
over welke managementaspecten uitbesteed dienen te worden. Hij/zij bouwt aan een relevant in- en extern relatienetwerk
en onderhoudt dit. De dierenarts is zich bewust van het effect van zijn/haar ondernemen op de maatschappij.
De dierenarts werkt protocollair en volgens richtlijnen, maar weet daar ook onderbouwd vanaf te wijken. Als onderdeel
van een organisatie analyseert de dierenarts de (bedrijfs-)processen/protocollen en stelt deze waar mogelijk bij.
Hij/zij waarborgt een verantwoorde en transparante kwaliteitszorg in de organisatie. In de organisatie speelt de
dierenarts in op veranderingen in de omgeving, samenleving, wet- en regelgeving. De dierenarts oriënteert zich op
(ontwikkelingen in) zijn/haar omgeving om kansen en bedreigingen in kaart te brengen. Daarbij inventariseert hij/zij
mogelijkheden voor nieuwe initiatieven en innovatie en weet deze te vertalen naar ontwikkelingsplannen, beleid en
activiteiten.
In een praktijksituatie weet de dierenarts op verantwoorde en borgbare wijze een (auto)apotheek en non-medicinale
voorraad te beheren. Ten behoeve van dit doel is de dierenarts in staat protocollen voor opslag, voorraad, administratie,
hantering, distributie en uitgifte op te stellen en te gebruiken. De dierenarts is in staat onderbouwde keuzes te maken
wat betreft de inkoop en het gebruik van veterinaire (diergenees)middelen. Hij/zij kan relevante kennis over verantwoord
diergeneesmiddelengebruik overdragen aan collega’s en cliënten.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.1.1 ; 6.1.2 ; 6.1.4 ; 6.1.11 ; 6.1.24 ; 6.2.5 ; 6.3.3 ; 6.4.1 ; 6.4.6; 6.5.2 ; 6.8.3 ; 6.8.5 ; 6.8.6 ; 6.8.9 ; 6.11.1 t/m
6.11.11 ; 7.2.1 ; 7.2.20 ; 7.2.23 ; 8.4.2 ; 9.1.6 ; 9.1.24 ; 9.3.10
|
Gezondheid en welzijn |
11. De dierenarts is in staat verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de volksgezondheid. |
12. De dierenarts is in staat verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van diergezondheid en dierenwelzijn. |
13. De dierenarts is in staat op verantwoordelijke wijze verschillende belangen af te wegen met betrekking tot volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en de eigen bedrijfsvoering. |
Toelichting
De dierenarts draagt verantwoordelijkheid voor, houdt toezicht op, en bewaakt op integere wijze de volksgezondheid,
voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid. In de gevallen waar deze aspecten in het geding komen, treedt de
dierenarts onderbouwd, besluitvaardig, standvastig en principieel op. Hij/zij is in staat eenduidig en duidelijk te
communiceren over deze aspecten richting met cliënten, collega’s en derden. De dierenarts is op de hoogte van de geldende
wet- en regelgeving en handelt ernaar. Tevens is hij/zij bewust van de publieke opinie wat betreft deze aspecten en toont
zich hier gevoelig voor. De dierenarts onderkent de invloed die zijn/haar handelingen hebben op het imago van zowel
zijn/haar organisatie als de hele beroepsgroep.
De dierenarts heeft kennis van en begrijpt de kwaliteitssystemen binnen zijn/haar vakgebied. Hij/zij kan deze systemen
beoordelen en hanteren. De dierenarts herkent risico’s ten aanzien van volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn
en diergezondheid. Hij/zij is in staat, met inachtneming van de grenzen van de eigen veterinaire deskundigheid en
bekwaamheid, deze risico’s in te dammen, te bestrijden en te rapporteren. In het geval van (verdenking van) besmettelijke
of aangifteplichtige dierziekten handelt de dierenarts adequaat en rapporteert hij/zij aan de aangewezen instanties
zoals vastgelegd in de wet, regelgeving en/of richtlijnen. De dierenarts is in staat om samen te werken in een
multidisciplinair team met professionals werkzaam in de volksgezondheidzorg en de veterinaire zorg om
disciplineoverschrijdende problemen aan te pakken.
De dierenarts kan ethische principes toepassen, benodigd voor het kunnen omgaan met vraagstukken omtrent volksgezondheid,
voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid. Hij/zij is in staat om te gaan met dilemma’s tussen het belang van
de cliënt, het eigen belang en belangen met betrekking tot volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en
diergezondheid.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.1.3 ; 6.1.4 ; 6.1.6 ; 6.1.8 ; 6.1.10 ; 6.1.25 t/m 6.1.27 ; 6.4.7 ; 6.5.4 ; 6.5.5 ; 6.8.9 ; 7.2.6 ; 8.2.4 t/m 8.2.8 ;
8.3.9 ; 8.3.10 ; 9.1.2 t/m 9.1.5 ; 9.1.8 ; 9.1.9 ; 9.1.15 t/m 9.1.19 ; 9.2.3
|
Wetenschappelijk handelen |
14. De dierenarts is in staat wetenschappelijke artikelen en vakliteratuur kritisch te beschouwen, te gebruiken en te bespreken met derden. |
15. De dierenarts is in staat tot het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek.* |
16. De dierenarts is in staat voorlichting/onderwijs/instructies te geven op een didactisch verantwoorde wijze.* |
Toelichting
*Competenties 15 en 16 zijn met name van belang voor dierenartsen met een onderzoeks- of onderwijstaak.
De dierenarts houdt zich op de hoogte van de (wetenschappelijke) ontwikkelingen in het vakgebied. Daartoe is de
dierenarts in staat relevante literatuur op te zoeken, dit kritisch te beschouwen en te bespreken met anderen.
Ook weet hij/zij de onderbouwing van beweringen over producten van toeleveranciers op waarde te schatten. De dierenarts
benadert een probleem “evidence based” en weet daarvoor de juiste stappen te nemen. Hij/zij stelt (therapie-)
protocollen op basis van wetenschap op, volgt deze, maar is ook in staat om hier onderbouwd vanaf te stappen.
De dierenarts volgt relevante nascholing, maar ontplooit ook eigen initiatieven om bij te blijven in zijn/haar
vakgebied.
De dierenarts werkzaam in het onderzoek werkt mee aan activiteiten gericht op het ontwikkelen van kennis en inzichten.
Daartoe is hij/zij in staat tot het opzetten, uitvoeren, presenteren en publiceren van basaal wetenschappelijk onderzoek
met als doel om een vraag uit zijn/haar organisatie onderbouwd te kunnen beantwoorden of om bij te dragen aan de
wetenschap. De dierenarts is in staat een onderzoeksvraag kritisch te beschouwen.
De dierenarts is in staat zijn/haar kennis, inzichten en vaardigheden over te brengen op cliënten, collega’s en derden.
Hij weet als rolmodel (aankomend) collega’s enthousiast te maken en te houden voor het vak en is in staat ze de
uitdagingen en beperkingen van het beroep te laten zien. De dierenarts kan bijdragen aan de opleiding van assistenten,
paraveterinairen, studenten en nieuwe collega’s en is in staat deze personen in hun professionele ontwikkeling te
begeleiden. De dierenarts is in staat kleine onderwijssessies (voorlichting, cursus, presentaties) voor te bereiden,
te organiseren en te verzorgen.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.1.7 ; 6.1.16 ; 6.4.9 ; 7.1.1 ; 7.1.3 t/m 7.1.5 ; 7.2.1 t/m 7.2.5 ; 7.2.7 ; 7.2.11 t/m 7.2.13 ; 7.2.23 ; 9.1.20
|
Persoonlijke ontwikkeling |
17. De dierenarts is in staat de kwaliteit van het (eigen) professioneel handelen kritisch te beschouwen en hiernaar te handelen. |
18. De dierenarts is in staat invulling te geven aan persoonlijk professioneel handelen. |
ToelichtingDe dierenarts heeft zelfkritisch vermogen. Hij/zij is in staat de kwaliteit van zijn professioneel handelen in
kaart te brengen, hierop te reflecteren en alternatieven voor zijn handelen te ontwikkelen. De dierenarts vraagt
actief om feedback en staat open voor advies en opmerkingen. Hij/zij is in staat kleine evaluaties over zijn/haar
functioneren in de organisatie uit te voeren en te interpreteren. De dierenarts is in staat fouten toe te geven.
De dierenarts kent de grenzen van zijn veterinaire kennis en kunde. Ook bewaakt de dierenarts zijn/haar eigen geestelijke
en lichamelijke gesteldheid. Indien nodig consulteert de dierenarts collega’s en/of experts en vraagt om ondersteuning
en/of begeleiding. De dierenarts werkt zelf aan hiaten in zijn kennis, vaardigheden en professioneel gedrag. Hij/zij
is in staat een voortdurende meetbare voortgang in persoonlijke ontwikkeling te laten zien.
De dierenarts is flexibel en daadkrachtig. Hij/zij kan snel inspelen op en handelen in wisselende situaties. De
dierenarts heeft een kritische, maar ook probleemoplossende houding benodigd voor het oplossen van complexe
vraagstukken. Hij/zij schuwt daarin innovatieve oplossingen niet. De dierenarts kan een inschatting maken van de
kennis, vaardigheden en persoonlijke aspecten van zijn collega’s en geeft op constructieve wijze feedback en
ondersteuning.
Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde 2006
6.4.8 ; 6.5.12 ; 6.10.1 t/m 6.10.3 ; 7.1.2 ; 7.2.10 ; 8.1.1 ; 8.1.3 ; 8.2.1 ; 8.2.3 ; 8.3.1 t/m 8.3.8 ; 8.3.10 ; 8.3.11; 8.4.1 ; 8.4.3 ; ; 8.4.5 ; 8.5.1 t/m 8.5.5 ; 8.6.1 ; 8.6.2 ; 9.1.10 ; 9.1.13 en 9.1.14
|